De mens is een bijzondere groente.
Hij is giftig van zichzelf, kan onbespoten,
onbemest tot grote hoogten reiken.
Proef hem: hij is bitter.
Hij is zoet.
Laat hem doorschieten en hij torent boven alles uit,
werpt zijn schaduw over land
als een visser zijn net over de gladde zee.
Snoei hem en hij bloeit meermalen.
Hij kent nauwelijks seizoenen.
Zijn nut schuilt in zijn zelfgenoegzaamheid;
vruchtwisseling is niet nodig.
Hij neemt het land dat hem gewezen wordt,
staat het niet meer af.