Het kind is eerlijk en gekant
tegen leven. Het schreeuwt zich uit het lijf.
In de oude verkleedkist de zwartste mantels.
Zonder vrees vaart niemand wel.
Zijn hoekig wezen is het kind een gruwel.
Zijn denken is van tasten
en van wijken een vertroebeld mengsel.
Zo waar als ik God ben, zo zal ik branden.